(Ik heb lang nagedacht om dit te schrijven, te posten, lees dit niet als een schreeuw om hulp, ik wil alleen mijn verhaal kwijt, hulp heb ik in principe wel)

‘Deep inside where’s nothing fine, I’ve lost my mind.’

Zwart, zo is het leven momenteel, geen greintje licht aan het eind van de tunnel. Naast het feit dat ik zo suïcidaal ben dat ik elke dag een eind aan mijn leven probeer te maken, begint mijn brein met mij te fucken. Nu mijn vader voor de tweede keer verschenen is, ben ik weer teruggevallen, zo teruggevallen dat mijn brein me gek maakt, dat ik op de gekste plekken mijn vader zie en hoor, dat ik zo paranoia ben dat ik de verpleegkundigen met momenten beschuldig dat ze met hem samenwerken om mij gek te maken. Rationeel gezien weet ik dat het niet zo is, maar mijn brein doet me anders geloven. Ik sluit de verpleging buiten, bouw een gigantische muur om me heen, waar ze niet doorheen komen, hoe hard ze het ook proberen. Ze kunnen aardig tegen me doen, boos, pissig, het komt niet binnen, het boeit me niet. Wilde ik vorige week nog vechten voor de klinische behandeling, heb ik nu zelfs daar de hoop voor opgegeven.

 

Mijn lichaam is op, mijn brein is op, ik ga niet kopje onder, ik verdrink, verdrink in mijn eigen zwarte en zware gedachten. Ik wil, ik kan niet meer vechten, de vechtlust is weg. Ik kan niet meer opboksen tegen mijn angsten, niet meer tegen mijn vader. Het enige waar mijn hoofd mee bezig is, is dat mijn hart moet stoppen, dat is het enige wat momenteel levend is, voor de rest voel ik me al dood.

 

Ik zit in een impasse, zoals ze dat zo mooi kunnen verwoorden, de hulpverleners. Ik doe mijn best niet meer om er het beste van te maken, weiger mijn medicijnen, omdat er in mijn hoofd zit dat die er zijn voor mensen die beter willen worden. Ik wil niet meer beter worden, ik wil rust, geen rust dat door een nachtje goed slapen opgelost wordt, nee rust voor altijd. Iets wat zelfs door de hulpverleners niet gesnapt wordt, die denken dat dit weer even een fase is waar ik doorheen moet, maar dit keer is het anders, ik heb altijd een sprankje hoop gehad voorheen, een licht aan het eind van de tunnel. Nu blijft het donker en het ziet er niet naar uit dat ik het licht snel zal zien.

 

De hulpverleners zitten met hun handen in het haar, ze vinden de opname niet bijdragend, maar kunnen me ook niet naar huis sturen door mijn suïcide pogingen.

 

Het is zwart en daar mee is alles gezegd.